Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Een [1]onderwijzing, een [2]lied der liefde, voor den [3]opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op [4]Schoschannim. 1. Zie hfdst.32 vs.1. 2. Of, een gezang der beminde. Te weten, jonge dochters, of vriedinnen, dat is, een bruiloftslied, bij de gelegenheid, naar veler mening, van het huwelijk van Salomo [die een voorbeeld van Christus was] met de dochter van den koning van Egypte gemaakt, doch eigenlijk ziende op het huwelijk [Ef.5:25,32] van den Bruidegom Christus met zijne kerk uit de Joden en heidenen, blijkende Hebr.1:8,9; zijnde alzo deze psalm het Hooglied van Salomo zeer gelijk. Zie aldaar Hoogl.3: en Hoogl.8:. 3. Zie hfdst.4 vs.1. 4. Dit Hebr. woord wordt ook gebruikt in den titel van den negen en zestigste en tachtigste psalm, en een dergelijk in den titel van den zestigsten, betekenende lelien; alzo genoemd [naar het gevoelen van sommigen] omdat zij zes bladeren hebben. Doch wat daar mede gemeend is, is onzeker. Eenigen houden het voor een zeker muzikaal instrument van zes snaren, waarop deze psalm moest gespeeld worden; anderen voor een lied, te dien tijde bekend, beginnende met dit woord, naar welks aijze men dezen psalm spelen en zingen zou.